Dus toen ik zelf aan de slag ging, hanteer ik die beelden, die indrukken, die technieken, als mijn V-factor. En doe dat nog steeds. Waarbij de V staat voor Voorbeeld en Vergelijken. En dikwijls ook Vincent (of Claude, of Paul). Dikwijls vraag ik me in stilte af ‘Hoe zou Vincent van Gogh dit hebben gedaan?’ Dit overigens niet in de hoop noch met de pretentie om ooit zijn klasse te kunnen benaderen. Bij een van mijn vingeroefeningen speelde de V-factor een duidelijke rol. Een langs ’t Gein gemaakte foto gaf aanleiding om een lenteachtig schilderijtje te maken. De eerste versie toonde het beeld zoals het ongeveer in werkelijkheid was, met veel gras- en bladgroen, en een enkele boom. Keurig, doch nogal saai. Ik heb de V-factor dus ingebracht, met op het netvlies de prachtige impressie die Vincent van bomen en velden bij Arles heeft gemaakt. Ik ‘plantte’ niet alleen een tweede boom, maar verving het gewone groen door lichte turquoise, andere blauwtinten en wat Napels geel.
Lijkt het uiteindelijke werkje op het fotovoorbeeld? Helemaal niet – en dat zal me een zorg zijn. Wat mij betreft hoeven landschappen en zeegezichten geen grote gelijkenis te vertonen met de werkelijkheid. Het enige criterium is dat de maker het werk met plezier bekijkt en graag thuis zou willen ophangen, met toestemming natuurlijk van huisgenote(n). Lijken hoeft niet, liken dáár gaat het om. Waarbij de schilder best mag smokkelen met zaken als realiteit en perspectief. Toen ik mijn ook bij Abcoude gemaakte ‘Schaapjes op het droge’ aan een professional liet zien, zei deze spontaan ‘Dat perspectief, daar klopt helemaal niets van, maar het is wel een leuk schilderijtje geworden’.
Er is overigens nog een factor, de T-factor, die van Tevredenheid. Er zijn hobbyisten – waarvan ik heel veel werken heb gezien – die mijns inziens te gauw tevreden zijn, die hun eerste opzet beschouwen als een soort Heilige Schrift waarin helemaal niets veranderd mag worden. Terwijl elke schilder eigenlijk áltijd kritisch naar zijn of haar creatie zou moeten kijken. Misschien niet meteen, maar na een paar uur of de volgende dag. En zichzelf dan afvragen ‘Als dit door een ander zou zijn gemaakt, welk commentaar, welke aanwijzingen voor aanpassingen zou ik dan geven?’ Zelfkritiek is een schone zaak. En heus, het is me gebeurd dat ik zo ontevreden was met het resultaat, en herstelwerk onmogelijk bleek (vanwege een structureel te hoge horizon, ook weer langs ‘t Gein) dat het doek in de bruine afvalbak belandde. Zou Vincent zoiets ook hebben gedaan?